In Mattheüs 18.21-35 verteld Jezus de gelijkenis van de knecht die niet wilde vergeven. Deze gelijkenis leert ons dat we anderen moeten vergeven, omdat Jezus ons vergeven heeft.
Hoofdpunten:
- We moeten anderen vergeven.
- God vergeeft zonden van mensen.
- We moeten vergeven zonder bij te houden hoe vaak we al vergeven hebben.
Les plan – De gelijkenis van de knecht die niet wilde vergeven
Vraag de kinderen of ze weten wat vergeven betekent. Leg uit dat vergeven betekent dat als iemand jou iets schuldig is je die schuld weg doet, weg wast, of dat je de woede die je tegen iemand voelt, omdat diegene iets verkeerd gedaan heeft, stopt.
Neem een whiteboard of een krijtbord, en vraag de kinderen om zoveel mogelijk slechte dingen te noemen waarvoor je vergeving zou moeten vragen. Zet een kruis neer voor iedere zonde. Bijvoorbeeld stelen, ongehoorzaam zijn, roddelen, een grote mond hebben, etc. Vertel dat zonde ons leven markeert en dat we Jezus nodig hebben om ons leven weer schoon te maken.
Praat nu over een moment waarop iemand iets verkeerd deed tegen jouw kind. Misschien toen een broertje speelgoed afpakte, of toen een vriendinnetje niet aardig deed. Gebruik een andere kleur en maak een klein streepje die de zonde representeert van degene die iets verkeerd heeft gedaan tegen je kind. Vraag wie de grootste schuld heeft.
Veeg de kruisjes die de zonden voorstelden weg. Leg uit dat dit precies is wat God doet wanneer jij Hem vraagt jouw zonden te vergeven. Jezus stierf zodat onze schuld kon worden schoongeveegd.
Wijs nu op het streepje die de zonde representeert die een ander tegen jouw kind heeft gedaan. Vraag je kind of dat vergeven moet worden.
Vertel dat vergeven niet altijd makkelijk is, maar dat, omdat God ons vergeeft, wij anderen ook moeten vergeven.
Vraag je kinderen of ze weten wie Petrus is. Lees Mattheüs 18.21. Vraag je kinderen of zij denken dat het genoeg is om iemand 7 keer te vergeven. Zou het meer moeten zijn of minder? Leg zeven voorwerpen op de vloer.
Lees Mattheüs 18.22. Hoewel wij denken dat zeven al veel is, zei Jezus tegen Petrus dat hij zeven keer zeven keer moest vergeven. Jezus zei daarmee dat er geen limiet is aan hoe vaak wij moeten vergeven, en dit vanwege de manier waarop God ons vergeeft.
Speel het spel “Volg de leider”. Wijs je kind aan als de leider, en als ze het spel niet kennen, vertel hem/haar dan dat jij moet doen wat hij/zij jou zegt te doen. Als ze beginnen, doe dan niet wat zij zeggen dat je met doen. Maak het heel duidelijk dat jij niet doet wat zij zeggen. Leg uit dat, hoewel jij hen aanwees om de leider te zijn, jij eigenlijk helemaal niet wil dat zij de leiding hebben. Praat er samen over dat het niet kan om te zeggen dat je Jezus wilt gehoorzamen, maar dat je Hem ongehoorzaam bent als Hij zegt dat je moet vergeven. Vraag hen nu om te laten zien wat de juiste manier is om leider te volgen.
Terwijl jouw kind je volgt en doet wat jij doet, zeg je zinnen als “Jezus is liefdevol”, en laat je kind vervolgens zeggen “ik moet liefhebben”. “Jezus vergeeft”, “ik moet vergeven”. Ga door met verschillende karaktereigenschappen van Jezus die wij zouden moeten navolgen. Vriendelijk, goed, etc. Wijs erop dat, net zoals dat het kind in je fysieke voetstappen volgt, wij ook Jezus moeten volgen in zijn geestelijke voetsporen.
Herinner je kind eraan dat de Bijbel zegt: “ Behandel de ander, zoals jij zelf behandeld zou willen worden”. Herinner hen eraan dat wij zouden moeten vergeven op de manier waarop wijzelf ook vergeven willen worden.
Zeg samen het Onze Vader op (Mattheüs 6.9-13), en denk na over vers 12: “En vergeef ons onze schulden, zoals als wij ook vergeven hen die ons iets schuldig zijn.
Dank God omdat Hij ons vergeven heeft. Vraag Hem om ons te helpen anderen te vergeven.
Verhaal
Spelletjes en activiteiten.
Papier sneeuwbalgevecht
Maak van wat out papier of tijdschriften papieren ballen. Verdeel de kamer in tweeën, met aan iedere zijde evenveel ballen. Laat je kind de ballen gelijk verdelen. Verdeel in twee groepjes. Na het startsein moeten beide teams proberen om zoveel mogelijk ballen op de helft van het andere team te krijgen. Als de tijd om is, roep je “Stop!”. Vraag je kind om te kijken welk team gewonnen heeft, tel daarna de ballen om vast te stellen wie gewonnen heeft.
Dobbelsteen spel
Dit spel moet met minstens twee personen gespeeld worden. Gooi om de beurt de dobbelsteen. Nadat beide spelers hebben gegooid wint degene die het hoogst gegooid heeft een punt. Degene die als eerste 5 punten heeft, wint het spel. Bespreek steeds of de ogen die worden gegooid met de dobbelsteen hoger zijn of lager.
Munten sorteren
Leg een aantal papiertjes op tafel. In het midden van de tafel leg je een handvol muntjes van verschillende waarde. Vraag je kind om de munten te sorteren, door de munten met gelijke waarde op een papiertje te leggen. (Je kunt de waarde op de papiertjes schrijven). Leg uit dat de verschillende munten, verschillende waardes hebben. Help je kind bij het tellen van de munten, en kijk welk stapeltje het meeste waard is.
Werkbladen
Kleurplaten – De gelijkenis van de knecht die niet wilde vergeven
Werkje – Vergeef elkaar
Wat heb je nodig:
- werkblad,
- kleurpotloden,
- schaar,
- lijm,
- wiebel oogjes (eventueel)
Wat moet je doen:
- Kleur het werkblad en teken het gezicht.
- Teken de contouren van de handen van je kind op het papier.
- Knip de figuren uit. Lijm de armen en de benen achter het hart. Lijm de handen eraan vast.