Tijdens Zijn leven op aarde gaf Jezus zijn volgelingen veel opdrachten en instructies. Een van de meest bekende opdrachten kun je lezen in Matteüs 28:16-20.
Hoofdpunten:
- Jezus zendt ons de wereld in.
- We moeten het Evangelie delen.
- We moeten er alles aan doen om alle volken te bereiken.
Lesplan – De grote Opdracht
Bedenk zoveel mogelijk namen van landen. Als je kind het alfabet goed kent, kun je ook een lijst maken met voor iedere letter de naam van een land. (Als dat te moeilijk is, kun je ook de naam van een land kiezen die de letter in zich heeft.) Bespreek met elkaar hoe groot de wereld wel niet is, en hoeveel verschillende soorten mensen er op de aarde leven. Je kunt een wereldbol of kaart gebruiken. Wijs aan waar jullie wonen. Jezus wilde dat Zijn discipelen het Evangelie naar alle landen op de aarde brachten.
Het woord Evangelie betekent “Goed Nieuws”. Welk goed nieuws zou jij met anderen delen als het jou zou overkomen? Tegen hoeveel mensen zou je het vertellen? De woorden van Jezus hebben de macht om mensen van hun zonden te vergeven. Zijn Goede Nieuws is het beste nieuws dat iemand maar horen kan.
Veel Christenen delen het Evangelie in andere landen. Zij worden zendelingen genoemd. Gebruik, als dat mogelijk is, een voorbeeld van een zendeling uit jouw kerk, of een zendeling die je eens ontmoet hebt. Vertel hoe zij het Evangelie in andere landen verkondigen. Laat op de kaart zien waar zij werken. Ze moeten een andere taal leren en andere manier van leven. Kies, als het mogelijk is, een Bijbelvers in een andere taal. Leer dit vers uit je hoofd: in je eigen taal en in de andere taal.
Niet iedere Christen is geroepen om zendeling te worden in een ander land, maar we zijn wel allemaal geroepen om zendelingen te zijn. We moeten het Evangelie delen met iedereen die dichtbij of verweg van ons woont. Als we het Evangelie delen met de buren dan zijn wij zendelingen.
Lees Handelingen 1:8. Gebruik 4 vazen van verschillende grootte. De laatste moet de grootste zijn. Vul ze met water. Doe een druppel kleurstof voor voedsel in de grootste vaas. Laat zien dat het het water niet heel duidelijk kleurt. Gooi hem leeg. Doe dan drie of vier druppels kleurstof in de kleinste vaas. Met minder water, verkleurt hij het best. De druppels stellen de eerste mensen voor die het Evangelie hoorden. Giet de kleinste vaas leeg in de tweede vaas. Doe daar meer druppels bij. Zij stellen de groep mensen voor van mensen die het Evangelie van anderen hoorden. Blijf water gieten en druppels toevoegen. Als het water in de grootste vaas gekleurd wordt, zal het nu wel donker zijn. Het Evangelie wordt verspreid door mensen die het met hun naaste delen.
Als je een wereldkaart hebt, kun je locaties aanwijzen die in Handelingen 1:8 worden genoemd. Je kunt dan laten zien dat, wat in een stad begon, over de wereld werd uitgespreid.
Praat over manieren waarop jij de grote Opdracht uit zou kunnen voeren. Misschien kun je bidden voor zendelingen of ze ondersteunen op een andere manier. Misschien kun je je buren uitnodigen om naar de kerk te komen, of je geeft hen een foldertje waarin het Evangelie wordt uitgelegd. Misschien kun je geld verzamelen om Bijbels te kopen die je vervolgens aan anderen kunt geven. Bedenk manieren waarop jij het Evangelie kan delen, zoals Jezus ons zei om te doen.
Bid en dank God voor de grote eer die Hij ons gegeven heeft om het Evangelie te delen. Vraag Hem om jou te helpen een manier te vinden waarop je het Evangelie nog verder kunt verspreiden.
Verhaal – De grote Opdracht
Spelletjes en activiteiten
Ga en… spel
Geef je kind eenvoudige instructies die hij of zij zo snel mogelijk moet doen. Een aantal voorbeelden, “Ga en vind jouw schoenen.”, “Ga, en haal drie stukken speelgoed”, “Ga, haal iets blauws.”
Als je meer dan een kind hebt, kun je er een race van maken.
Herinner je kind aan de grote Opdracht en dat Jezus zei: “Ga, en maak meer volgelingen.”
Verkeers lichten
Leg aan je kind uit dat het rode licht betekent dat je moet stoppen en dat als je ‘rood licht’ roept, of er een laat zien, dat ze dan moeten stoppen. ‘Oranje’ betekent langzaam of lopen, en ‘groen’ rennen of snel lopen. Dit is erg goed om de kinderen te helpen bij het herkennen van kleuren, de betekenis ervan te begrijpen en het opvolgen van instructies.
Goed of Slecht nieuws
Teken een vrolijk gezichtje op een papier, en een verdrietig gezichtje op een ander papier. Plaats de gezichtjes aan tegenovergestelde kanten van de ruimte.
Leg uit dat je verschillende soorten ‘nieuwsberichten’ zult voorlezen aan het kind, en hij/zij moet bepalen of het goed nieuws is of slecht. Bijvoorbeeld, “Ik heb nieuw speelgoed voor jou.”, of “We kunnen niet naar buiten, want het regent te hard. Je kind moet dan naar de juiste kant van de ruimte lopen. Herinner je kind eraan dat Jezus ons GOED NIEUWS gaf om aan anderen te vertellen.
Werkbladen
Kleurplaten – De grote Opdracht
Werkje – Papier mache wereldbol
Wat heb je nodig:
- Kranten,
- Groen en blauw papier,
- Behanglijm gemixed in water.
Wat moet je doen:
- Maak een prop van krantenpapier.
- Scheur een krant in stukken en plak die op de prop, totdat hij rond en glad is.
- Scheur kleine stukjes van het groene en blauwe papier, en plak ze op de bal, zodat het op een wereldbol gaat lijken.